Column Peter de Liefde: Monument

0
836
Foto: RTV Papendrecht

PAPENDRECHT – Ik kan me nog goed herinneren dat ik als jongetje van een jaar of zes de onderwijzer op de eerste dag na de grote vakantie in de eerste klas van de lagere school de alfabetische lijst met namen op hoorde lezen van alle meisjes en jongens in de groep. Zodra de goede man in de buurt van de ‘L’ kwam voelde ik een lichte kriebeling en zodra mijn naam daadwerkelijk genoemd was zelfs een paar seconden lang een gevoel van opluchting dat ik op de lijst stond. Stel je voor dat je er niet bij stond, dan zou ik best beledigd geweest zijn. En een beetje bang. Bang dat ik er niet bij hoorde. Dat ze mij er niet bij hoefden te hebben. Zo maar een minuutje of zo, maar ik zou dat toch even echt gevoeld hebben, die angst.

Ook herinner ik me de lichte sensatie toen ik voor het eerst op mezelf was gaan wonen. ’s Morgens had ik een kunststof naamplaatje met daarop “P. de Liefde” onder de brievenbus bij het trappenhuis van het flatgebouw op de Staringlaan geplakt en ’s avonds thuis gekomen, zag ik mijn naam al vanaf een meter of zes daar weer prijken. De sensatie werd nog groter toen ik de brievenbus met een sleuteltje openmaakte en daar ook heuse post in zat. Jawel, en echt gericht aan de heer P. de Liefde. Een bevestiging van mijn bestaan! Ach, je bent natuurlijk veel meer dan alleen een naam maar je naam is toch heel essentieel. Je naam is officieel, je naam kun je bewijzen.

Hieraan moest ik denken toen ik gisteren een foto zag van mensen die met hun vinger wezen naar een bordje met een naam en de geboorte- en overlijdensdata op het nieuwe Holocaust Namenmonument aan de Weesperstraat in Amsterdam, dat zondag werd onthuld door de Koning, ruim 75 jaar na de Tweede Wereldoorlog. Ik stel me voor dat de vrouw van de vinger zei: “Kijk, dat is mijn moeder.” Dat moet een fijn gevoel zijn. Als het bestaan van je moeder bevestigd wordt. Als zij bestaat of heeft bestaan dan besta jezelf toch ook een stukje meer.

Ach, dat jongetje in de klas is natuurlijk niet hetzelfde. ’t Is bij die mevrouw een beetje hetzelfde misschien, maar dan duizend keer zo erg. En dat dan bij honderdduizend mensen.