DORDRECHT – Op het dieptepunt in zijn leven zegt Stefan ‘ja’ tegen een fout voorstel. In een verslavingskliniek wordt de tiener geronseld om mee te werken aan oplichting. Dat loopt verkeerd af voor Stefan, hij belandt voor de rechter. Ook hijzelf wordt bestolen.
“Zal ik ‘u’ blijven zeggen of is ‘je’ prettiger?”, vraagt de rechter aan Stefan. Hij is net twintig geworden en oogt jong en kwetsbaar. De kaalgeschoren zijkanten van zijn hoofd en het staartje dat omhoog steekt, veranderen daar niks aan. Stefan knikt instemmend bij de tweede optie. De Dordtse rechter zal dus tutoyeren. Dat gebeurt niet zo heel vaak in de rechtszaal.
“Witwassen, dat klinkt nogal ingewikkeld. Maar het komt erop neer dat je je bankpas en je mobiele telefoon hebt afgegeven”, zegt de rechter. “Je kende de kennis via de kliniek waar je zat. Hij vroeg dat aan jou en je kon er wat geld mee verdienen. Vijfhonderd euro zou je krijgen.” De rechter praat rechtstreeks tegen Stefan en kijkt ondertussen goed of de jonge verdachte het allemaal kan volgen.
Stefan knikt bedeesd bij het verhaal. Hij zal de komende dertig minuten niet echt proberen om zijn acties goed te praten of om zichzelf te verdedigen. Toen het twee jaar geleden slecht met hem ging, heeft hij een fout gemaakt en dat weet Stefan zelf ook. Aan de andere kant van het glas zit zijn familie. Stefan staat er niet alleen voor, ze zijn er om hem te steunen.
Als scholier is Stefan verslaafd geweest. Waaraan wordt niet precies duidelijk in de rechtszaal. Hij belandt in een kliniek in Dordrecht om af te kicken. Al op de eerste dag komt iemand naar hem toe. Of Stefan geld wil verdienen.
Hij zegt eerst nee, maar gaat later toch overstag. De man in de kliniek zoekt handlangers onder de vaak jonge verslaafden. Het gaat om de welbekende vriend-in-nood-appjes, zegt de rechter. ‘Hoi pap, mag ik even wat van je lenen?’
Vriend-in-nood
“Hij vroeg dat al meteen”, zegt Stefan over het moment dat hij in de kliniek arriveert. “Maar ik wilde het niet, ik kende hem nog maar één dag. Het was heel vaag.” Stefan praat rustig, maar zijn voet wipt ondertussen op en neer.
“Maar je hebt het uiteindelijk wel gedaan”, zegt de rechter. “Het was groepsdruk”, zegt Stefan. “Hij zei dat hij er geld op zou storten en witwassen. Ik zou dan wat geld krijgen en ook mijn bankpas weer terugkrijgen.”
Er ontstaat een gesprek tussen de rechter en Stefan:
-“Hoe kwam die jongen aan dat geld?”
“Geen idee eigenlijk.”
-”Begrijp dat je het om witwassen gaat? Dat is geld dat uit een misdrijf komt.”
“Ja.”
-”De mevrouw die aangifte deed, kreeg gekke appjes. Zogenaamde vriend-in-nood-appjes. Dat de telefoon van haar zoon in de wasmachine zat en of ze wat geld kon overmaken. Dat heeft ze gedaan.”
Vakantiegeld
De dame was al op leeftijd, zegt de rechter. En toen was er dus de kapotte telefoon. “Ze wilde opkomen voor haar zoon. Daarom heeft ze het geld overgemaakt. 950 euro. Ze heeft het aan de buurman verteld en die kreeg argwaan. Hij belde de zoon en toen bleek dat het niet klopte.”
Snel belt de buurman de bank. Een verzoek van ‘de zoon’ om nog meer geld kan nog net worden teruggedraaid. In totaal is de dame een kleine duizend euro kwijt.
“Dat geld ging naar jouw bank. De mevrouw wil het geld terug. Ze zegt dat ze emotioneel diep is geraakt. Ze krijgt alleen maar AOW en een klein pensioentje. Dit was haar vakantiegeld. Daarom kon ze niet op vakantie. Ze zat in een diep dal. Ze wilde haar zoon helpen. Wat vind je daarvan?”
Stefan denkt even na. “Ik snap dat het niet fijn is. Als ik eraan toe mag voegen: bij mijn opa is het ook gebeurd. En bij mijn moeder ook. Tweehonderd euro was mijn opa kwijt.”
De rechter stelt weer een vraag. “Voel je je verantwoordelijk?” Stefan kijkt even naar zijn advocaat. Die knikt Stefan bemoedigend toe. “Ja. Eigenlijk wel.”
Zelf ook bestolen
Het hele avontuur loopt twee jaar geleden voor Stefan in dubbel opzicht slecht af. Als de dame aangifte doet, weet de politie hem al snel te vinden. De ‘kennis’ uit de kliniek gaat er met Stefans telefoon vandoor en jat ook nog eens 650 euro van zijn rekening. Stefan ziet hem nooit meer terug.
Gelukkig gaat het nu beter. Stefan werkt in de keuken van een restaurant en heeft zijn leven beter onder controle, vertelt hij. Hij krijgt begeleiding. “Dat mijn afspraken worden geregeld en zo. Zoals vandaag.” Zijn ouders hebben de rechter zelfs een brief gestuurd.
“Daarin leggen ze wat uit over jou en over je achtergrond”, zegt de rechter. “Dat het allemaal niet makkelijk ging. Je bent beïnvloedbaar en zelfs een beetje naïef. Eerst zei je nee tegen die jongen, maar uiteindelijk heb je het toch gedaan.” Stefan knikt.
We gaan naar het einde van de zitting. “Iemand is geld kwijt. En haar vakantie. Zonder zijn rekening was dat niet gebeurd”, zegt de officier van justitie. “En hij weet dat, want het is zijn moeder overkomen en zijn opa. Maar ik zie hier ook vier mensen die er zijn voor jou. Ik zie heel vaak verdachten waar niemand voor komt. Er staan mensen achter je. En ik zie dat je zelf vooruit wil.”
De officier wil dat Stefan samen met de andere persoon uit de kliniek de vrouw terugbetaalt. Dat hij wel schuldig is, maar verder geen straf krijgt. “Stefan is een jongen die hulp nodig heeft.”
Het laatste woord is aan Stefan zelf. Hij haalt een papiertje uit zijn broekzak en vouwt het open. Zijn boodschap is kort. “Ik heb spijt dat dit is gebeurd. Vanwege het gezeur, maar vooral voor de mevrouw zelf. Ik vind het echt heel naar voor haar.” Dan stopt hij het briefje weer weg.
Het vonnis
“Het is goed dat je bij deze vrouw stil staat”, begint de rechter. Stefan krijgt inderdaad geen straf, maar moet wel de vrouw 475 euro terugbetalen. Stefan kijkt naar zijn advocaat en accepteert het vonnis meteen. Hoger beroep wil hij niet. “Het is goed. Ik wens u een heel fijne dag.”.
*Omwille van privacy is de naam Stefan gefingeerd. De redactie van Rijnmond kent zijn ware identiteit.
Dit is een verhaal van Maurice Laparlière voor onze mediapartner Rijnmond.