Afgelopen zondagmiddag was ik in De Doelen bij een uitvoering van, onder andere, de 4e symfonie van Tchaikovsky. Drieënveertig minuten prachtige muziek. Toch kon ik het na een kwartier niet laten om te gaan zitten letten op een muzikant die tot dan toe nog helemaal niet had hoeven spelen. In dit geval: de triangelspeler. Ik vond hem zielig want ik stelde me voor dat hij ooit naar het conservatorium ging met het plan om eerste violist te worden, maar dat hij zijn ambitie een keer of vijf naar beneden heeft moeten bijstellen. Terwijl het hele orkest speelde stond hij daar fier rechtop (Dat wel!) met voor zich, op een standaard, een platte geopende doos met rood pluche bekleed, waarin de triangel lag. Onberoerd. Ach, ach, ach, wat een treurnis. Maar ook een les in nederigheid voor mij. Als ik in een band zit, ben ik altijd de frontman.
Tweeënveertig minuten later echter, pakte de triangelspeler zijn triangel op en speelde minstens een halve minuut lang een hoofdrol in de apotheose van het stuk. En je hoorde hem boven het orkest uit. En niet met één lullig tikje, nee, minstens twintig welluidende tikken.
Hij had dus helemaal geen onbeduidende rol. In zo’n symfonie blijkt elk instrument even belangrijk. En dus elke muzikant. Als de triangel even bespeeld zou worden door de paukenist die op dat moment niks te doen heeft, als een soort parttime oproepkracht die toch in de buurt is, betekent dat dat de triangel, noch de bespeler van het instrument serieus genomen wordt!
Eigenlijk gaat het nog verder. Het feit dat het orkest slechts één triangelspeler heeft en dat iedereen het volkomen normaal vindt dat deze man de eerste tweeënveertig minuten van het stuk letterlijk niets bijdraagt maakt hem juist héél erg belangrijk. Vergeleken met hem is die dirigent die zich drie kwartier fysiek verschrikkelijk uit staat te sloven in feite een schlemiel.
Ik denk dat ik dit principe ook ga toepassen op mezelf. De eerst volgende uitzending van De Praatpaal leg ik om acht uur mijn uitgeprinte column op de radiotafel voor mij. Vervolgens hou ik tot vijf voor tien mijn mond stijf dicht en dan pas lees ik hem heel gedragen voor. Stiekem heb ik dan de illusie dat iedereen na negenen gaat denken: Joh, doet die De Liefde nog wel mee? En dan de apotheose van het programma. Nederig? Nee natuurlijk. Maar dat bleek die triangelspeler ook niet!
Reageren kan via: peter.deliefde@rtvpapendrecht.nl